Atleten weten dat jongleren de reflexen en het ruimtelijk bewustzijn verbetert, evenals nauwkeurigheid bij het werpen, vertrouwen bij het vangen en dat het een aangeboren gevoel van gratie en ritme in ons oproept. Hoe kan dit eigenlijk?

Jongleren als braintraining?
Jongleren oefent en integreert de “linkerkant” en de “rechterkant” van de hersenen. Als je voor het eerst jongleert, deel je de oefening op in kleine leerstapjes. Je gebruikt wat de psychologen de linkerhersenhelft noemen, de logische, analytische en sterk gerichte helft. Zodra je kunt jongleren, begin je te denken met je “rechterkant”, de kant die meer intuïtief en holistisch is. Als dit gebeurt wordt jongleren een automatisme en een ontspannende bezigheid. Wij noemen jongleren dan ook niet voor niets ‘creativiteit in beweging’.

Jongleren hersenen

Jongleren stimuleert de hersenontwikkeling

Jongleren en de ontwikkeling van de hersenen
Diverse wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat jongleren ook daadwerkelijk zorgt voor het ontwikkelen van de hersenen; een ideale braintraining dus. Concreet zorgt jongleren, bij voldoende oefening, voor de ontwikkeling van de grijze- en witte stof in de hersenen. De grijze stof heeft als functie het verwerken van informatie, terwijl de witte stof de communicatie tussen de zenuwcellen verzorgt.

Ontwikkeling Substantia Grisea (grijze stof)
Volgens een onderzoek wat op de Universiteit van Regensburg (Duitsland, onder leiding van Arne May) is uitgevoerd zorgt jongleren voor de ontwikkeling van grijze cellen. Een groep mensen werd opgesplitst in twee groepen. Eén van de groepen moest drie maanden lang iedere dag jongleren als braintraining. Het resultaat was dat deze groep meer grijze cellen hadden. “Jongleurs maakten meer grijze cellen aan. Misschien moeten we de manier waarop we naar onze leermethodes en ons centrale zenuwstelsel kijken aanpassen”. aldus Arne May.

Versteviging Corpus Callosum (witte stof)
Het corpus callosum (of de hersenbalk) is een structuur in de hersenen die de twee hersenhelften met elkaar verbindt en zorgt dat ze informatie kunnen uitwisselen. Het bestaat uit een bundel van witte stof die vermoedelijk meer dan 200 miljoen zenuwuitlopers bevat. Volgens diverse onderzoeken (o.a. gepubliceerd in Nature Sciense, 2004) heeft jongleren een positief effect op de hoeveelheid en dichtheid witte stof. Dit zou erop duiden dat door te jongleren als braintraining de beide hersenhelften beter zouden kunnen samenwerken.

Braintraining? Leer jongleren!

Een baanbrekende methode om mensen met dyslexie te behandelen lijkt een groep schoolkinderen van West Midlands te helpen om over hun leerstoornis heen te komen. Leerlingen van de Balsall Common Primary School bij Solihull werden in januari 2001 getest.

Daarbij werd bij 40 kinderen een vorm van dyslexie vastgesteld. In de afgelopen twee jaar hebben de kinderen deelgenomen aan dagelijkse hand-oog coördinatie tests en oefeningen  zoals het vangen van beanbags en het balanceren op ‘wiebelborden’. De school beweert dat de nieuwe aanpak, die ontwikkeld is door de het Kenilworth Dyslexie Centrum, zeer succesvol is gebleken.

Hoofdmeester Trevor Davis zei dat de schoolprestaties van een aantal leerlingen die aan de oefeningen deelnamen, opmerkelijk waren. Hij zei dat er in veel gevallen sprake was van een verbetering van 300 tot 400%. De schoolresultaten verbeterden, maar ook – nog belangrijker – het gevoel van eigenwaarde.”

Jake Powell, die werd geïdentificeerd als iemand die last heeft van dyslexie, vertelde dat de aanpak bij hem heeft gewerkt. “Sinds ik met de oefeningen ben begonnen, zijn mijn niveaus omhoog gegaan”. Zijn vader John Powell is ook een fan van de behandeling. “Ik geloof dat het systeem werkt en ik denk dat het in het onderwijs geïntegreerd zou moeten worden “, zei hij.

Shirley Cramer, directeur van het Dyslexie Instituut dat kinderen op nationaal niveau test, zei dat ze graag wil dat op dit terrein meer onderzoek wordt gedaan. “Het is bemoedigend dat sommige kinderen verbeteringen laten zien, maar de onderzoekers die er naar hebben gekeken, zijn zeer kritisch over de methodiek “, zei ze. “We moeten meer langetermijn onderzoek doen om te begrijpen waarom het voor sommige kinderen wel werkt en voor anderen niet”.

Bron: http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/england/2714175.stm

Volkskrant, 24-01-2010
Hersenen van mensen die leren jongleren, krijgen meetbaar meer grijze stof. Vooral de gebieden die de verwerking van visuele informatie beheersen, worden tot procenten vergroot; in de bewegingscentra zijn geen wezenlijke veranderingen te zien.

Dit blijkt uit een onderzoek met een hersenscanner van de universiteiten van Jena en Regensburg, dat op 22 januari wordt gepubliceerd. Volgens de onderzoekers is het voor het eerst dat wordt bewezen dat volwassen menselijke hersenen nog in omvang kunnen veranderen, behalve dan door ziekten of ouderdom. Dat was tot nog toe alleen gezien in dierstudies.

De onderzoekers scanden het brein van 24 vrijwilligers driemaal: bij aanvang van het experiment, nadat de helft had leren jongleren met drie ballen, en nog eens drie maanden later, doen de meesten het weer verleerd waren.

in de groep van twaalf jongleurs werd in de visuele centra bij de slaap en de linker frontale kwam gemiddeld 3 procent meer grijze stof gemeten dan bij niet-jongleurs. Na drie maanden, waarin de jongleurs niet meer mochten oefenen, verdween gemiddeld de helft weer. De hersenen van niet-jongleurs bleven gedurende de proefperiode onveranderd.

NRC, 16-10-2009
Van jongleren word je slim. Dat staat overal op internet en dat weet iedere jongleur. Van jongleren groeien je hersenen, heet het in de jongleurswereld. Dat klinkt schimmig, maar er zit een kern van waarheid in. Jongleren doet echt iets met je hersenen, aldus een Nature-artikel van januari 2004. Daarin stond dat jongleertraining leidt tot een toename in de dichtheid én het volume van de grijze stof – de cellichamen – in die delen van de hersenen die betrokken zijn bij motorische en visuele vaardigheden.
Deze week kwam daar nog een tweede artikel bij, in Nature Neuroscience. Jongleertraining vergroot óók de hoeveelheid witte stof – de verbindingen tussen de cellichamen. Dat was nog niet eerder bij mensen aangetoond. Die verandering is blijvend, en treedt al op als je zes weken lang dagelijks een halfuurtje oefent. Lange tijd werd gedacht dat volwassen hersenen statisch zijn: hun ontwikkeling zou zo rond ons twaalfde jaar ‘klaar’ zijn. Onderzoek met geavanceerde technologie, zoals MRI, maakte de laatste jaren duidelijk dat onze hersenen ook na de puberteit nog plastisch zijn. Het leren van nieuwe dingen gaat gepaard met de vorming van nieuwe neuronen en verbindingen. “Maar toch was er bij mensen nog nooit goed gekeken naar veranderingen in witte stof als gevolg van leren”, vertelt Jan Scholz, eerste auteur van het recente artikel in Nature Neuroscience, “terwijl je zou verwachten dat je veranderingen daar juist als eerste zou zien. De witte stof zorgt immers voor de signaaloverdracht tussen de neuronen.

Leren is vaak een kwestie van het efficiënter maken van die signaaloverdracht.”Van witte stof in het gezonde brein was dus nog nauwelijks iets bekend. We weten wel dat de gevolgen groot zijn als er iets mis is met de witte stof. Dat is bijvoorbeeld het geval bij mensen met de ziekte multiple sclerose (MS). Bij deze patiënten breekt het eigen immuunsysteem de myelinescheden af. Dit zijn de witte, vetachtige omhulsels rond de uitlopers van de zenuwcellen, die de signaaloverdracht letterlijk in goede banen leiden. Is er iets mis in die witte stof, dan leidt dat tot allerlei neurologische aandoeningen.“Met MS treden ook veranderingen in de grijze stof op”, zegt Scholz, “maar niemand weet hoe die zich verhouden tot veranderingen in witte stof. Beïnvloedt het een het ander? Hoe plastisch is die witte stof? Daarover is nog nauwelijks iets bekend.” Uiteindelijk hopen Scholz en zijn collega’s bij het Oxford Centre for Functional MRI of the Brain daar meer licht op te werpen. “Wie weet kunnen we daar ooit mensen mee helpen die dit soort ziekten hebben.” Maar jongleren, waarom jongleren? Dat is toch niet direct iets waar je mensen met zenuwziekten mee wilt lastigvallen? “We hebben voor deze vaardigheid gekozen omdat daarvan de toename in grijze stof al was aangetoond”, legt Scholz uit. “Als je ergens veranderingen in witte stof mee wilt aantonen, dan zou het logisch zijn als dat met diezelfde taak is.” Bovendien is jongleren heel complex: je moet motorische en visuele prikkels razendsnel verwerken en je reacties daarop goed coördineren.

Veel van wat je doet speelt zich in je ooghoek af – of zelfs buiten je gezichtsveld. Dat vraagt om een speciaal soort oog-handcoördinatie.“En er is wel echt iets speciaals met jongleren”, meent Gera de Leeuw, die een evenementenbureau heeft en regelmatig jongleertrainingen geeft aan allerlei doelgroepen. “Ik kan het natuurlijk niet wetenschappelijk onderbouwen, maar er gebeurt iets met mensen als ze een tijdje jongleren.” De Leeuw jongleert onder meer met verslaafden, bejaarden en jongeren met hersenbeschadigingen. “Het is prachtig om te zien”, vertelt ze enthousiast. “Het is alsof je hun neuronen openzet. Mensen worden er meteen vrolijk van. Jongleren prikkelt je creativiteit.” Maar is dat niet gewoon vanwege de afleiding, en de lichamelijke activiteit? Dat kan natuurlijk zo zijn, geeft ze onmiddellijk toe. Maar de wetenschappelijke resultaten over de veranderingen in de hersenen verbazen haar helemaal niets. “Ik geef ook trainingen aan zakenmensen, mensen op de politieacademie en schrijvers. Die zouden eigenlijk altijd drie balletjes op hun bureau moeten hebben liggen, voor de momenten dat ze even in een writers’ block zitten.

Met jongleren is het net als met je werk: het is geen kwestie van handig zijn, maar van je hersenen leren sturen. De mensen zijn razend enthousiast.” Het effect van de zesweekse jongleertraining – een toename in grijze en in witte stof – was na een maand nog steeds te zien op de MRI. “Het lijkt erop dat de veranderingen permanent zijn”, zegt Scholz. “De hoeveelheid grijze stof nam zelfs na een maand nog toe. Maar dat willen we nog verder onderzoeken. Ons experiment was een eerste verkenning.” Zo zou hij ook graag willen weten of dat halfuur per dag optimaal is, of dat je beter een uur of juist maar tien minuten per dag kunt oefenen. “Wat ook opviel was dat de toename in witte en grijze stof niet correleerde met hoe goed of hoe snel iemand leerde jongleren.”Maar wat betekenen die veranderingen in witte stof nu precies? “Wellicht duiden ze op verbeteringen in de isolatie van de zenuwuitlopers. Dan zou de geleiding beter zijn, en daarmee de efficiëntie van de signaaloverdracht. Maar het is ook mogelijk dat er geheel nieuwe verbindingen bijkomen, en dat daardoor nieuwe hersengebieden worden geactiveerd. Dat weten we nog niet, maar in elk geval hebben we de eerste stap nu geze.

Auteur: Nienke Beintema